Aan het begin van de opleiding formuleer je leervragen en gedurende de opleiding ga je op zoek naar antwoorden. Er komen nieuwe leervragen bij, leervragen wordt beantwoord, maar er vallen misschien ook vragen af. En het kan gebeuren dat je aan het einde van de opleiding meer vragen dan antwoorden hebt. Prima, want dan ben je nieuwsgierig en daar begint het leren.
Iedere bijeenkomst heb je een reflectieopdracht rondom een bepaald thema. Die opdracht werk je zo goed mogelijk uit. Je gebruikt zoveel tekst als jij nodig vindt.
Iedere bijeenkomst hebben we ook een intervisie. Iemand brengt een casus in en de andere deelnemers helpen de casusinbrenger via de methode van geleide intervisie. De casusinbrenger maakt een verslag en reflecteert op de casus en het intervisieproces, maar ook de andere deelnemers kunnen leren door te reflecteren.
Verder zijn er drie momenten dat je specifiek met managementvaardigheden aan de slag bent. Ook hier kan je naderhand op reflecteren.
Wat je geeft, krijg je terug. Wat je erin stopt, levert kennis en inzichten op die je verder helpen in je professionele ontwikkeling.
De opdracht
Schrijf een reflectie op jouw ontwikkeling bij aanvang, tijdens, nu en na de opleiding: wat wilde ik leren, wat heb ik geleerd, waar sta ik nu en wat neem ik mij voor met betrekking tot mijn toekomstige ontwikkeling.
Input is je leervragen, de wekelijkse reflectieopdrachten, de intervisiebijeenkomsten en trainingsbijeenkomsten.
Wat wilde ik leren?
Hier staan je leervragen centraal. Een paar hulpvragen:
- Welke vragen heb je geformuleerd?
- Waarom deze vragen?
- Welke vragen zijn erbij gekomen? Waarom?
- Welke vragen zijn afgevallen? Waarom?
Wat heb je geleerd?
Hier staan de leervragen, reflectieopdrachten en intervisie- en trainingsbijeenkomsten centraal.
Een paar hulpvragen:
- Welke antwoorden heb je gevonden op je leervragen?
- Welke inzichten heb je gekregen?
- Wat heb je daar mee gedaan?
- Hoe heb je deze inzichten in de praktijk toegepast en wat leverde dat op?
- Wat ben je anders gaan doen en waarom?
- Hoe reageert je omgeving nu op jou?
Probeer hier het model van Korthagen toe te passen.
Waar sta je nu?
- Welke ontwikkeling heb je doorgemaakt?
- Hoe kijk je daar op terug?
- Wat ga je anders doen?
Gebruik hier het model van Lingsma en Scholten als basis: doe ik het goed, doe ik de goede dingen en doe ik het om de goede redenen?
Wat neem je je voor?
- Waar wil je verder nog aan werken?
- Waarom?
- Wat denk je dat het je gaat opleveren?
- Wie of wat heb je nodig om dit te realiseren?
- Hoe ga je deze ontwikkelingen borgen (zorgen dat het gebeurt)?
Bijlagen
In de bijlagen komen in ieder geval:
- Bijlage A: alle uitgewerkte wekelijkse reflectieopdrachten
- Bijlage B: reflectie op de intervisieopdrachten
- Bijlage C: reflectie op de trainingen managementvaardigheden
Vormgeving
Je reflectiedocument heeft een voorblad, voorwoord, inhoudsopgave, hoofdtekst en bijlagen.
De hoofdstukken zijn genummerd, de pagina’s hebben paginanummers.
Let op een goede presentatie van het document. Dus minimaliseer de taal- en typefouten. Maak gebruik van witregels. Neem ook paragrafen mee in de hoofdstuknummering.
Voor de hoofdtekst mag je maximaal 4.000 woorden gebruiken.
Reflectiesite.nl
Op reflectiesite.nl vind je allerlei tools die je kunnen helpen. Kijk met name eens naar STAR, progressiecirkels en ABCD-reflectie.