5.2 Geschiedenis

Van taakorganisatie naar marktorganisatie

Om de cultuur te begrijpen moet je de geschiedenis kennen.

Zo’n tien jaar geleden waren er ruim vijfentwintig onafhankelijke agrarische praktijkscholen in Nederland. Deze praktijkscholen zijn ruim veertig jaar geleden opgericht door boeren, die vonden dat hun kinderen ‘het vak’ beter konden leren in een situatie die de praktijk zoveel mogelijk benaderde. Zo werd in Oenkerk, even boven Leeuwarden, de Praktijkschool voor het Rundveebedrijf opgericht. Op drie grote boerderijen kregen voornamelijk de zonen van de boeren hun onderricht in het runnen van een melkveebedrijf. Een aantal boeren vormde het bestuur van de Praktijkschool.

De praktijkscholen werden door het Ministerie van Landbouw gesubsidieerd. Was er een nieuwe stal nodig, dan werd er een stuk grond aangekocht, een stal gebouwd, ingericht en ging de rekening naar het Ministerie. Alle agrarische scholen waren verplicht jaarlijks hun leerlingen naar de praktijkscholen te sturen. Jarenlang ging alles bijna vanzelf.

Intussen zijn de nodige praktijkscholen gesloten en zijn de resterende instituten gefuseerd tot twee grote organisaties: IPC Groene Ruimte en PRACTICAL. Een paar jaar geleden kondigde de overheid een verzelfstandiging van deze twee organisaties aan. Per 1 januari 2007 is deze verzelfstandiging een feit.

PRACTICAL maakt jaarlijks ongeveer 25 miljoen omzet. 40% wordt gerealiseerd via trainingen voor het bedrijfsleven, de overige 60% wordt gerealiseerd in het groene onderwijs, hetzij via gedwongen winkelnering, hetzij via subsidies. Deze geldstromen blijven binnen het groene onderwijs, maar de groene onderwijsinstellingen hoeven dit geld niet meer als vanzelfsprekend bij PRACTICAL te besteden.

PRACTICAL moet als taakorganisatie met een beetje marktervaring worden omgevormd naar een marktgerichte organisatie. De noodzaak tot veranderen is een externe oorzaak.

Cultuuractoren: werknemers en management

Het mag duidelijk zijn dat het omvormen van taak- naar marktorganisatie een flinke veranderslag is.

Deze veranderslag moet worden gemaakt met een personeelsbestand met een gemiddelde leeftijd van 50 jaar en een gemiddeld dienstverband van 21 jaar. Van de ruim 200 fte bestaat 150 fte uit trainers: allen specialist op hun vakgebied en veelal zeer betrokken bij de organisatie. Ze gebruiken termen als school, docenten en leerlingen. Ze leveren vooral standaardmodules aan het groene onderwijs.

Jarenlang bestond hun bestuur uit agrarische ondernemers, boeren dus, en kwamen hun managers uit hun midden voort.

Drie jaar geleden is een flinke reorganisatie doorgevoerd. Ruim eenderde van het personeel moest het veld ruimen. Er kwam een nieuwe tweekoppige directie. In de afgelopen drie jaar zijn alle stafmanagers vervangen door managers van buitenaf.

Het trainerskorps werd aangestuurd door zes programmamanagers. Intussen is dit aantal geslonken tot drie en is slechts één van hen een manager van buiten.