Managementrollen – test

Quinn heeft aan zijn model van de concurrerende waarden acht managementrollen gekoppeld. Iedere manager kan excelleren in één of twee managementrollen die hij van nature beheerst. De effectieve manager is uiteindelijke in staat om alle rollen te vervullen.

Download de onderstaande test.

Doel: jouw belangrijkste vaardigheden als manager in kaart brengen.

Werkwijze: de oefening is gebaseerd op de concurrerende waardentheorie van Quinn en bestaat uit 36 gedragingen, waarvan je
dient aan te geven hoe vaak je dit gedrag vertoont.
Neem jezelf als uitgangspunt. Als je geen manager bent, stel je dan voor dat wel te zijn.

Lees de omschreven gedragingen nauwkeurig en geef met een cijfer aan hoe vaak je het omschreven gedrag vertoont.

Gebruik cijfers van 1 tot en met 7. Een 1 voor ‘bijna nooit’ en een 7 voor ‘bijna altijd’.

Maak de test in een redelijk tempo, niet te lang nadenken, meestal is je eerste ingeving de beste.
Geef antwoord op hoe de situatie nu is, niet zoals je het wenst.
Voorkom sociaal wenselijke antwoorden.

De test is ontwikkelt in excel. In het tabblad ‘grafiek’ (onderaan) vind je de resultaten van de test terug in een grafiek.




 



De test is gebaseerd op de volgende situaties

Inventieve ideeën inbrengen.
Invloed uitoefenen op superieuren in de organisatie.
De noodzaak om afdelingsdoelen te bereiken verduidelijken.
Voortdurend het doel van de afdeling verduidelijken.
Zoeken naar innovatie en potentiële verbeteringen.
De rol van de afdeling heel duidelijk stellen.
Strak de hand houden aan de logistiek.
Bijhouden wat zich binnen de afdeling afspeelt.
Wederzijds geaccepteerde oplossingen zoeken voor openlijke meningsverschillen.
Luisteren naar de privé-problemen van medewerkers.
De afdeling sterk gecoördineerd en goed georganiseerd houden.
Open gesprekken houden over botsende meningen in de groep.
De afdeling stimuleren om doelen te bereiken.
De kernverschillen tussen groepsleden boven tafel halen en vervolgens actief meewerken aan de oplossing ervan.
Erop toezien dat men zich aan de regels houdt.
Elke medewerker met gevoel en zorg behandelen.
Experimenteren met nieuwe concepten en procedures.
Aandacht en betrokkenheid tonen in de omgang met medewerkers.
De (vak)technische capaciteiten van de werkgroep trachten te verbeteren.
Doordringen tot mensen in hogere functies.
Inspraak bij de besluitvorming aanmoedigen in de groep.
Notulen, verslagen etc. vergelijken om tegenstrijdigheden op te sporen.
Rooster- of planningsproblemen binnen de afdeling op laten lossen.
De afdeling de verwachte doelen laten bereiken.
Problemen op creatieve, heldere wijze oplossen.
Anticiperen op problemen bij de doorstroom van werk en een crisis vermijden.
Controleren op fouten en vergissingen.
Op een overtuigende manier nieuwe ideeën verkopen aan superieuren.
Erop toezien dat de afdeling op tijd de afgesproken doelen bereikt.
Consensus binnen de afdeling vergemakkelijken.
De prioriteiten en de werkrichting van de afdeling duidelijk stellen.
Bezorgdheid tonen voor het welzijn van medewerkers.
Consequent de afdeling georiënteerd houden op het resultaat.
Beslissingen beïnvloeden die op hoger niveau genomen worden.
Regelmatig de doelstellingen van de afdeling verduidelijken.
Een sfeer van orde en afstemming scheppen binnen de afdeling.