Of: verschillen tussen ervaring en oordeel
Evans’s theorie van denken is ook gericht op het begrip van conceptuele en non-conceptuele inhoud in ervaring en oordeel, en hoe deze verschillende niveaus van denken invloed hebben op de manier waarop we de wereld waarnemen en begrijpen. Door te kijken naar de rol van referentiekaders en de manier waarop we objecten identificeren en begrijpen, probeert Evans een dieper inzicht te krijgen in de aard van ons denken en de relatie tussen subjectiviteit en objectiviteit in onze mentale processen.
Eenvoudiger uitgelegd: Evans’s theorie van denken gaat over hoe we nadenken en hoe we de wereld om ons heen begrijpen. Hij kijkt naar hoe onze ervaringen en oordelen verschillen.
Ervaring en oordeel
Stel je voor dat je een rode appel ziet. Dat is je ervaring, en het voelt heel persoonlijk en subjectief. Maar als je vervolgens zegt: ‘Dat is een rode appel’, maak je een oordeel en probeer je objectief te zijn.
Evans onderzoekt hoe onze gedachten over dingen beïnvloed worden door hoe we naar de wereld kijken. Hij kijkt ook naar het verschil tussen wat we gewoon zien en wat we echt begrijpen. Door te begrijpen hoe onze gedachten werken, proberen we te begrijpen hoe we de wereld om ons heen zien en begrijpen.
In een organisatorische context kan dit onderscheid zichtbaar worden in hoe leiders beslissingen nemen op basis van directe observaties versus uitgebreide analyses. Bijvoorbeeld, een manager die persoonlijk getuige is van de dynamiek binnen een team kan een subjectieve ervaring hebben die gekleurd is door persoonlijke interacties en percepties. Wanneer deze manager echter besluit om een oordeel of beslissing te vormen, kan hij of zij streven naar objectiviteit door het verzamelen en analyseren van meetbare gegevens, zoals prestatieverslagen of feedback van meerdere teamleden, om zo een meer gebalanceerde en minder subjectief beïnvloede conclusie te trekken.
Of: een teamlid stelt een nieuw idee voor tijdens een vergadering. De initiële ervaring van de teamleden en de leidinggevende met dit idee zal sterk subjectief zijn, gebaseerd op hun persoonlijke verwachtingen, eerdere ervaringen en de emotionele impact van de presentatie. Wanneer het tijd is om te beslissen of het project groen licht krijgt, zal een objectieve beoordeling vereist zijn. Dit houdt in dat men kijkt naar harde data, zoals marktonderzoek, kosten-batenanalyses en potentiële ROI, om een oordeel te vormen dat losstaat van de initiële, subjectieve ervaring.
Egocentriciteit van perceptuele ervaring
Evans benadrukt de egocentriciteit van perceptuele ervaring, wat betekent dat onze waarnemingen en ervaringen van de wereld vaak gekleurd zijn door ons eigen perspectief en positie.
Bijvoorbeeld, als we naar een appel kijken, zien we deze vanuit ons eigen gezichtspunt en ruimtelijke positie. Dit kan leiden tot subjectieve elementen in onze perceptie, omdat onze waarneming van de appel afhankelijk is van waar we ons bevinden en hoe we de appel zien vanuit ons eigen standpunt.
Evans’s perspectief op de egocentriciteit van perceptuele ervaring benadrukt dat onze waarnemingen en ervaringen van de wereld niet altijd objectief zijn, maar vaak gekleurd worden door onze eigen subjectieve positie en perspectief. Dit heeft implicaties voor hoe we denken over de objectiviteit van onze percepties en hoe we kennis opbouwen over de wereld om ons heen.
Objectiviteit van fundamenteel denken
Evans’s perspectief op de objectiviteit van fundamenteel denken houdt in dat er een niveau van denken is waarbij objectiviteit wordt nagestreefd door het gebruik van een speciaal, holistisch referentiekader. Dit holistische referentiekader biedt de basis voor objectief denken en helpt bij het vaststellen van de waarheid van gedachten over materiële, ruimtelijke objecten.
Op dit fundamentele niveau van denken probeert Evans de egocentriciteit van perceptuele ervaring te overstijgen en een hogere mate van objectiviteit te bereiken. Door te werken met een holistisch referentiekader dat alle relevante objecten en plaatsen omvat, streeft Evans ernaar om een niveau van denken te bereiken dat minder beïnvloed wordt door subjectieve elementen en meer gericht is op objectieve waarheden.
Evans’s perspectief op de objectiviteit van fundamenteel denken benadrukt het belang van het gebruik van een speciaal referentiekader om objectiviteit te waarborgen en om te voorkomen dat denken te sterk beïnvloed wordt door subjectieve perspectieven.
Stel je voor dat je naar een schilderij kijkt van een landschap met een boom. Op het niveau van perceptuele ervaring zie je het schilderij vanuit jouw eigen gezichtspunt en met jouw eigen interpretatie van kleuren en vormen. Deze ervaring is egocentrisch omdat het afhankelijk is van hoe jij, als waarnemer, het schilderij ziet vanuit jouw unieke positie.
Nu, als we Evans’s perspectief op het fundamentele denken toepassen, zouden we proberen een niveau van denken te bereiken waarbij we de egocentriciteit van onze perceptuele ervaring overstijgen. Dit kan worden gedaan door te werken met een holistisch referentiekader dat alle aspecten van het schilderij omvat, zoals de compositie, kleuren, vormen en context.
Door te denken op dit fundamentele niveau, waarbij we ons richten op het geheel van het schilderij en niet alleen op onze individuele perceptie ervan, streven we naar een hogere mate van objectiviteit. We proberen de subjectieve elementen te verminderen en ons te richten op de objectieve waarheden die het schilderij vertegenwoordigt, los van onze persoonlijke interpretatie.
Evans’ perspectief op de objectiviteit van fundamenteel denken in een organisatorische context kan worden geïllustreerd door de besluitvormingsprocessen rondom strategische planning. Stel je voor dat een organisatie besluit om haar marktbereik uit te breiden. Vanuit Evans’ standpunt zou de objectiviteit in dit fundamentele denkproces betekenen dat het managementteam niet alleen vertrouwt op hun persoonlijke ervaringen of voorkeuren, maar ook op een rigoureuze analyse van marktgegevens, concurrentieanalyse, en potentiële risico’s. Dit objectieve fundament zorgt ervoor dat de strategische beslissingen die genomen worden, geworteld zijn in een realistisch begrip van de externe omgeving en niet enkel in de subjectieve visies van het management.
Non-conceptuele inhoud in ervaring
Evans onderscheidt tussen non-conceptuele inhoud in ervaring en conceptuele inhoud in oordeel in zijn theorie over gedachten en referentie.
Non-conceptuele inhoud in ervaring verwijst naar de perceptuele ervaringen die we hebben zonder dat we er concepten aan koppelen. Het is de ruwe, onbewerkte informatie die we ontvangen via onze zintuigen, zoals kleuren, vormen, geluiden, enz. Evans stelt dat de inhoud van ervaring non-conceptueel is, wat betekent dat het niet afhankelijk is van het gebruik van concepten of taal. Deze non-conceptuele inhoud vormt de basis van onze perceptuele ervaringen en is egocentrisch van aard, omdat het direct gerelateerd is aan hoe wij de wereld waarnemen vanuit ons eigen perspectief.
Terug naar de rode appel: wanneer je naar een rode appel kijkt, ervaar je de kleur rood, de ronde vorm van de appel, de glans van de schil, en mogelijk zelfs de geur van de appel. Deze perceptuele ervaringen zijn non-conceptueel omdat ze direct worden waargenomen via je zintuigen, zonder dat je er specifieke concepten aan hoeft te koppelen.
In dit geval is de ervaring van de kleur rood een non-conceptuele inhoud, omdat je de kleur rood direct waarneemt zonder dat je het concept ‘rood’ hoeft te benoemen. Hetzelfde geldt voor de andere sensorische aspecten van de appel, zoals de vorm, textuur en geur. Deze elementen vormen de basis van je ervaring en zijn niet afhankelijk van taal of abstracte concepten.
Door te focussen op dit non-conceptuele aspect van de ervaring van de rode appel, kunnen we beter begrijpen hoe onze zintuiglijke waarnemingen de basis vormen voor onze perceptie van de wereld om ons heen, voordat we deze ervaringen verder verwerken en interpreteren met behulp van conceptuele inhoud in oordeel.
Conceptuele inhoud in oordeel
Aan de andere kant staat de conceptuele inhoud in oordeel, die betrekking heeft op de gedachten en oordelen die we vormen op basis van onze ervaringen. Deze conceptuele inhoud omvat het gebruik van concepten en taal om betekenis te geven aan onze ervaringen en om oordelen te vormen over de wereld om ons heen. Evans benadrukt dat conceptuele inhoud in oordeel truth-evaluable is, wat betekent dat het kan worden beoordeeld op waarheid of onwaarheid op basis van logische en conceptuele consistentie.
Een concreet voorbeeld van conceptuele inhoud in oordeel is wanneer je de gedachte vormt dat ‘de rode appel op tafel eetbaar is’.
In dit voorbeeld is de conceptuele inhoud in het oordeel als volgt:
- ‘rode appel’: dit is een concept dat je hebt geleerd om te associëren met een bepaalde soort fruit met bepaalde kenmerken, zoals kleur, vorm en smaak.
- ‘eetbaar’: dit is een concept dat verwijst naar de mogelijkheid om iets te consumeren zonder schadelijke gevolgen voor de gezondheid.
Wanneer je de gedachte vormt dat de rode appel op tafel eetbaar is, combineer je deze concepten om een oordeel te vormen over de appel. Je gebruikt je kennis en begrip van wat een rode appel is en wat het betekent om eetbaar te zijn om tot dit oordeel te komen.
Dit voorbeeld illustreert hoe conceptuele inhoud in oordeel wordt gebruikt om betekenis te geven aan onze ervaringen en om oordelen te vormen op basis van ons begrip van de wereld en de concepten die we hebben geleerd. Het laat zien hoe we onze perceptuele ervaringen verwerken en interpreteren met behulp van concepten en taal om tot oordelen en conclusies te komen.
Wat leren we hiervan?
Het artikel biedt inzicht in hoe organisaties functioneren of falen door de lens van Evans’ theorie over denken, met bijzondere aandacht voor de verschillen tussen ervaring en oordeel. Het illustreert de invloed van subjectieve en objectieve aspecten van cognitie op organisatorische besluitvorming en strategische planning. Door te onderzoeken hoe perceptuele ervaringen en oordelen vormgeven aan de manier waarop we materiële en ruimtelijke objecten begrijpen, benadrukt het artikel het belang van het overstijgen van egocentrische perspectieven voor het bereiken van objectiviteit in fundamenteel denken. Dit heeft implicaties voor leiderschap, teamdynamiek en het vermogen van een organisatie om zich aan te passen en te innoveren.
Eenvoudiger geformuleerd, het artikel laat zien hoe belangrijk het is voor organisaties om zowel de persoonlijke perspectieven van mensen (subjectiviteit) als de feitelijke data (objectiviteit) te overwegen bij het nemen van beslissingen. Dit helpt leiders en teams om beter te begrijpen wat er in hun organisatie gebeurt en hoe ze zich kunnen verbeteren. Met andere woorden, het mixen van persoonlijke ervaringen met harde feiten kan een organisatie helpen om slimmer en effectiever te functioneren.