Flux verwijst naar een staat van constante verandering, stroom of beweging. In de context van organisaties duidt het op een omgeving of toestand waarin verandering de enige constante is en organisaties en individuen voortdurend moeten aanpassen en evolueren om te navigeren door de dynamische en vaak onvoorspelbare externe en interne omstandigheden. Flux benadrukt het belang van flexibiliteit, aanpassingsvermogen en het vermogen om snel te reageren op nieuwe uitdagingen en kansen.
De oorsprong van het concept flux kan worden teruggevoerd op de oude Griekse filosoof Heraclitus, die actief was rond 500 v.Chr. Heraclitus is beroemd om zijn leer dat alles in voortdurende verandering is (panta rhei, ‘alles stroomt’) en dat tegenstellingen samenvallen (de eenheid van tegenstellingen). Hij benadrukte dat verandering de enige constante in het universum is, een idee dat een fundamenteel aspect is van zijn filosofie. Volgens Heraclitus is de wereld een eeuwigdurend wordingsproces waarin alle dingen in een staat van flux zijn en onderworpen zijn aan een voortdurende cyclus van ontstaan en vergaan. Deze filosofische benadering legt de nadruk op de dynamiek en de voortdurende verandering als essentiële kenmerken van de realiteit.
Flux komen we als term tegen in de organisatiemetaforen van Morgan. Flux past goed bij het witdrukdenken in het kleurenmodel van De Caluwé en Vermaak.